Beschrijving
Het boek heeft meerdere lagen: de schrijver ontdekte namelijk nog een “geheim”van zijn vader en moeder dat hij zelfs niet mocht weten. Archiefonderzoek gaf hem de gelegenheid het beeld van zijn vader in een context te plaatsen, die hem een ander beeld van de man gaf. Hij voegde daarom een inleiding toe. Het is ook een liefdesroman, maar vooral een kroniek van Rijswijk in en vlak na de oorlog. Veel mensen en gebeurtenissen passeren op een levendige en herkenbare wijze de revue-*- groenteboer Bemener, die iedereen de Boef noemde uit de Kerklaan-*- de kruidenier Engelaan-*- zuster Ceciel van de kleuterschool-*- juffrouw Willy, de hulpjuf-*- Theo en Piet Bode-*- de onderduikers over wie niets gezegd mag worden, ook niet als Duitse soldaten aan de deur komen-*- juffrouw Corman, de verzoening zelf-*- juffrouw “Kaatje”van Leeuwen-*- Meester Smagge. De V2 stijgt op in het Rijswijkse bos, er is honger, er wordt slagcrême gegeten, er worden mensen gefusilleerd, er komt een bijvoedingsprogramma voor kinderen, de nood-Hoornbrug wordt opgeblazen, het bombardement van het Bezuidenhout drijft veel vluchtelingen, onder wie ook de tante van de schrijver, naar Rijswijk, wat tot moeilijkheden leidt. Na de oorlog komt de “grote” afrekening, waarbij de schrijver en zijn moeder, hoewel beiden onschuldig, niet buiten schot blijven. Die tijd was onverzoenlijk, onredelijk en vol verwarring, maar dank zij vele mensen uit Rijswijk en de juf op school ervaart het kind een geest van verzoening. Het boek begint, na een inleiding, bij de tramhalte aan de Haagweg, vlakbij de Hoornbrug in 1944-*- het eindigt op dezelfde plek in de jaren ’90 als de schrijver, na een ingrijpende persoonlijke ervaring, in het reine probeert te komen met zijn ouders en verleden. De foto op het omslag toont een jongentje dat net gehuild heeft. Tot dusver had de oorlog het kind niet beroerd, maar alles verandert bij de halte van de tram op die avond in 1944: in feite zal die gebeurtenis zijn leven bepalen. De schrijver heeft zijn taal zo sober mogelijk gehouden en probeert om “mond aan mond met de taal”(Guillaume van der Graft) te schrijven. Pas in het allerlaatste hoofdstuk breken de emoties door.